In het onderwijs worden vaak regels en afspraken gemaakt, zoals bijvoorbeeld schoolregels voor leerlingen en afspraken over hoe we les geven. Het wordt belangrijk gevonden dat iedereen zich daaraan houdt. Daar zijn allemaal goede redenen voor zoals veiligheid, voorspelbaarheid, rechtvaardigheid, continuïteit et cetera. Tegelijkertijd zijn er ook de nodige leerlingen, leerkrachten en docenten die vinden dat zij goede redenen hebben om zich er soms niet aan te houden. Dat leidt tot irritaties, wrevel, scheve gezichten en gedoe. Dat kwam in de afgelopen periode met regelmaat (pun intended) aan de orde in intervisies en gesprekken met schoolleiders. Hoe kunnen we mensen motiveren om zich eraan te houden?
Met regels en afspraken willen we succes verzekeren Voor regels en onderlinge afspraken zijn altijd goede redenen. We hebben bijvoorbeeld ontdekt dat bepaalde zaken belangrijk zijn voor een fijne leeromgeving, effectieve lessen, vlotte processen en zorgvuldige procedures. Dat is gebaseerd op ervaring en onderzoek waarbij we ontdekt hebben wat werkt en succesvol is. Om dat succes te verzekeren en niet aan het toeval over te laten, wordt het in regels en afspraken gegoten.
En problemen voorkomen Naar onze ervaring en onderzoek weten we ook dat bepaalde zaken tot problemen kunnen leiden als die niet gedaan worden of juist wel. Ook dat is een belangrijke motivatie om zaken vast te leggen in regels en afspraken. Het interessante daarbij is dat er heel veel manieren zijn waarop zaken mis kunnen gaan, wat kan leiden tot een steeds meer uitdijend woud aan regels. Zo kwam ik ooit als interimmer een lijst van vier pagina’s tegen met allemaal afspraken over hoe men om moest gaan met het schoolgebouw. In demotiverende taal De manier waarop regels en afspraken worden verwoord is vaak in taal die weinig motiverend is. Als we zaken heel belangrijk vinden, dan wordt dat vaak benadrukt met het werkwoord ‘moeten’. Bijvoorbeeld: van alle gesprekken moet een verslag gemaakt worden in het LVS. Van de dwang en druk die van dergelijke taal uitgaat kunnen mensen recalcitrant worden. Wanneer we problemen willen voorkomen, dan formuleren we regels en afspraken vaak in niet-termen. Zo mag er geen mobiele telefoon in de klas aanwezig zijn en mogen leerlingen tijdens de les niet naar het toilet. Ook dergelijke taal roept bij veel mensen weerstand op en daarnaast valt het woord ‘niet’ weg in ons brein, waardoor juist de aandacht gaat naar gedrag dat men wil voorkomen.
Die het denken beperkt Regels en afspraken kunnen ons ook mentaal gemakzuchtig maken. Als wij ons er niet aan houden, staan we vaak niet stil bij de goede reden waarom ze zijn ingesteld en gaan wij daar gemakkelijk aan voorbij. Als wij ons er wel aan houden, dan kan het gebeuren dat wij dat ook doen in situaties waarin het niet zinvol is en het succes juist in de weg staat. Succesfactoren zijn situationeel en wat in de ene situatie werkt, kan ineffectief zijn in de andere situatie en andersom. Bijvoorbeeld: de mobiele telefoon is verboden in de klas zodat leerlingen met focus en aandacht in de les zitten, doch wanneer een leerling een belangrijk bericht verwacht omdat er iets aan de hand is in de familie, dan kan het ten koste van de aandacht gaan als de telefoon in het kluisje ligt. Als we er succesfactoren van maken, wordt het motiverender Stel dat we alle regels en afspraken omzetten in succesfactoren en dat er ook boven zetten? Wat zou er dan gebeuren? Dan wordt het sowieso al geformuleerd in andere taal. Dan is aandacht en focus in de les een succesfactor voor leren. Dan maakt het vastleggen van belangrijke zaken in het LVS jouw werk juist extra zinvol omdat jouw kennis en inzichten overdraagbaar worden. Dan gaan we zorgvuldig om met het gebouw, de meubels en de apparatuur, zodat we er zo lang mogelijk plezier van kunnen hebben. Dan is het toch veel motiverender om je eraan te houden? |